Waterbeheer in te natte omstandigheden
Inleiding
Door de klimaatverandering komen extreme buien vaker voor, met als gevolg grotere risico's op wateroverlast zowel in dorpen en steden, als in het buitengebied. Het waterschap biedt bescherming tegen wateroverlast in natte omstandigheden.
Daarmee ligt er een opgave om in de toekomst extreme situaties die vaker gaan voorkomen het hoofd te kunnen bieden. Daarom zijn maatregelen niet alleen nodig in het watersysteem en in de ruimtelijke ordening maar wil het waterschap ook werken aan een groter bewustzijn bij inwoners over de risico's op wateroverlast.
Toestand
Ontwikkelingen in extreme neerslag
Scenario’s voor klimaatverandering voorspellen meer neerslag en/of langere periodes met watertekort. De extra neerslag is al merkbaar. Sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw worden neerslaggegevens verzameld. Deze laten een duidelijke stijging zien van de jaarlijkse hoeveelheid neerslag en van het aantal extreme buien. De afgelopen planperiode hebben we een aantal duidelijke voorbeelden van deze extreme buien meegemaakt.
Zo laten landelijke studies zien dat we in de toekomst 3 tot 5 keer vaker te maken krijgen met heftige buien. Dat betekent dat we vaker te maken krijgen met wateroverlast.
Doelen
Doelen
Het waterschap stelt drie doelen voor het waterbeheer in 'te natte' omstandigheden:
- Het watersysteem blijft voldoen aan de gestelde normen voor wateroverlast, ook bij veranderingen van het klimaat.
- Onze partners in de ruimtelijke ordening handhaven minimaal de beschikbare ruimte voor water.
- Inwoners en partners in de ruimtelijke ordening zijn geïnformeerd over de risico’s van wateroverlast, zodat ze hier rekening mee kunnen houden.
Aanpak
Aanpak voor de planperiode
Toepassen risiconormen voor wateroverlast
Toepassen risiconormen voor wateroverlast
Om de regionale wateroverlast voor concrete locaties aan te pakken hebben de waterschappen in het Nationaal Bestuursakkoord Water (2009) afgesproken hun gebieden te beoordelen op risico's op wateroverlast. Landelijk zijn hiervoor richtinggevende waarden vastgesteld (zie Tabel). Voor de verschillende gebieden zijn normen vastgelegd in de provinciale waterverordeningen. Deze normen zeggen iets over de mate waarin overstromingen toelaatbaar zijn doordat oppervlaktewateren buiten de oevers treden. Ze zijn uitgedrukt in de kans dat in een gebied wateroverlast ontstaat: voor gebouwen binnen de bebouwde kom geldt bijvoorbeeld dat eens in de 100 jaar wateroverlast toelaatbaar is.
Lees meer
Het gaat hierbij om wateroverlast door overstroming van gronden als gevolg van overstromende beken, kanalen of riviertjes. We zien de normen als basisbeschermingsniveau en zorgen er dus voor dat het watersysteem ten minste voldoet aan deze normen.
Overwegend grondgebruik |
Toelaatbare overschrijdingskans |
Maaiveldcriterium (toevoeging aan de norm voor wateroverlast die bepaald dat de laagste delen van een gebied minder beschermd hoeven worden) |
---|---|---|
Landelijk gebied |
1:10 jaar |
5% |
Bebouwd gebied |
1:100 jaar |
0% |
Toelichting maaiveldcriterium: bij de agrarische functies mag een percentage van de percelen, zoals hierboven aangegeven, vaker inunderen (overstromen van gebieden) zonder dat sprake is van overschrijding van de norm.
Uitkomsten 1e toetsronde en verbeteringen
Uitkomsten 1e toetsronde en verbeteringen
De waterschappen hebben in het verleden hun gebieden aan de normen getoetst en op basis daarvan de benodigde maatregelen bepaald. Bepaalde locaties bleken nog niet aan de normen te voldoen. De meeste knelpunten hebben we in de afgelopen beheerplanperiode opgelost. In sommige gevallen vergt het oplossen van knelpunten meer tijd. Voor zover de benodigde maatregelen nog niet zijn uitgevoerd gebeurt dit in de planperiode.
In het vorige Waterbeheerplan 2010-2015 is het resultaat van de eerste toetsing van het watersysteem aan de risiconormen voor wateroverlast aangegeven. Slechts 1% van het gebied voldeed niet aan de normen. De betreffende locaties zijn verder onderzocht en besproken in de gebiedsprocessen voor de GGOR (gewenst grond- en oppervlaktewaterregiem)-studies. Voor het gebied bij de Spitdijkswatergang in de gemeente Deventer is (aan de provincie Overijssel) aangegeven dat het waterschap hier niet aan de norm van eenmaal per tien jaar kan voldoen.
Er zijn verschillen tussen de normenkaarten van de waterschappen, zowel landelijk als binnen Rijn-Oost. Dit komt door uiteenlopende werkwijzen bij het uitwerken van de werknormen. Ook is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken van de landelijke normen. De waterschappen harmoniseren de aanpak in de planperiode.
Uitvoeren 2e toetsing aan risiconormen
Uitvoeren 2e toetsing aan risiconormen
Het watersysteem is voortdurend aan verandering onderhevig. Oorzaken zijn bijvoorbeeld de aanpassing van waterlopen, klimaatverandering en veranderend grondgebruik. Dit kan gevolgen hebben voor het beschermingsniveau. We kijken daarom regelmatig of het watersysteem nog op orde is door het te toetsen aan de risiconormen. Dit kan aanleiding zijn voor aanpassingen in het watersysteem. Wanneer we dergelijke maatregelen uitvoeren, ontwerpen we deze zo dat ze ook nog voldoen als de neerslag toeneemt als gevolg van klimaatontwikkeling.
Sinds 2013 wordt gewerkt aan de tweede toetsing van het beheergebied, die inzicht geeft in de inundatierisico’s. Voorzien was het toetsingsonderzoek medio 2015 afgerond zou zijn. Dit heeft enkele maanden langer geduurd. De uitkomsten zullen daarom in 2016 als een partiële planherziening ter visie worden gelegd. Hiermee geven we ook de mogelijkheid aan belanghebbenden om hun zienswijze hierover in te dienen.
Naar aanleiding van de grootschalige regionale wateroverlast in 2010, is bij dit toetsingsonderzoek expliciet gekeken naar de risico’s op wateroverlast vanwege het beheer (maaien) en onderhoud (baggeren). De resultaten van de modelberekeningen zijn inmiddels bekend. Daaruit blijkt dat de kans op overstroming in het allergrootste deel van het gebied gemiddeld kleiner is dan 1/100e per jaar. De feitelijke bescherming is dus veelal groter dan op grond van de minimale beschermingsnormen nodig is. Oftewel: doordat ons watersysteem ruim is gedimensioneerd, is er voldoende ruimte om binnen de risiconormen te blijven. Een toename van het aantal piekbuien kan waarschijnlijk ook binnen de normen worden opgevangen.
Beoordeling kritische locaties
Beoordeling kritische locaties
Naast dit algemene beeld zijn er, op grond van praktijkervaringen, wel kritische locaties. Dit zijn laaggelegen en vlakke gebieden, waar het water niet snel kan worden afgevoerd. Ook kan het gaan om locaties, gelegen onderaan sterk hellende gebieden, waar het water zich in perioden van hevige regen snel verzamelt. Voorbeelden hiervan zijn Lichtenvoorde, onderaan het hellende tertiaire plateau, het Ruurlose Broek, Wolfersveen en Het Broek in Arnhem. Ongeacht het beheer of de inrichting van het watersysteem, zullen dergelijke locaties altijd kritisch blijven voor wateroverlast. We willen deze gebieden, in samenwerking met onze partners, dusdanig inrichten en beheren, dat het risico op wateroverlast als acceptabel wordt beschouwd. Daar waar knelpunten zijn gesignaleerd, zullen we gebiedsprocessen opstarten om deze nader te bezien en waar nodig maatregelen te treffen.
Gebiedsgericht maatwerk voor oplossen knelpunten
Gebiedsgericht maatwerk voor oplossen knelpunten
Om neerslagpieken op te vangen blijven we voor het hele watersysteem uitgaan van de trits 'vasthouden - bergen - afvoeren'. We doen dat echter niet altijd en in alle gebieden in deze volgorde. Het vasthouden en bergen van water is maatwerk voor gebieden met een complexe verweving van natuur- en landbouwgebruik. Voor waterbergingsgebieden is medegebruik ook van belang. We zoeken daarom synergie (versterkend effect van samenwerking) met andere waterdoelen, zoals GGOR (gewenst grond- en oppervlaktewaterregiem) en KRW en willen vooral samen met het gebied zoeken naar slimme oplossingen.
Waar locaties niet voldoen aan de risiconormen, is sprake van een knelpunt. Hiervoor wordt beoordeeld of maatregelen haalbaar en betaalbaar zijn. De maatregelen die we nemen worden dus niet alleen bepaald door de gevolgen van wateroverlast, maar ook door de hoogte van de investeringen die nodig zijn voor bescherming tegen wateroverlast.
Lees meer
Knelpunten kunnen ook worden aangepakt door de risiconorm bij te stellen. Soms wordt hier door de grondgebruikers om gevraagd, bijvoorbeeld omdat inrichtingsmaatregelen een grote ruimteclaim meebrengen. Als dit de uitkomst van het gebiedsproces is, stellen we de provincie voor de norm in de verordening aan te passen.
In veel gevallen is het huidige beschermingsniveau tegen wateroverlast aanmerkelijk groter dan de op de normenkaart vastgelegde minimumnormen. Daar waar dit het geval is, is dus sprake van ruimte om de normen ‘op te vullen’. Bijvoorbeeld door het ‘knijpen’ van de afvoer uit een bepaald gebied. De Rijn-Oost waterschappen staan op het standpunt dat goede bestaande situaties in principe niet actief verslechterd mogen worden. Dus in beginsel geen actieve normopvulling (de beschikbare ruimte ten opzichte van de minimum of maximum norm benutten voor andere doelen) door het waterschap. In de projecten die zijn gericht op een betere bediening van de aanwezige functies kan dit uitgangspunt worden heroverwogen. Daarbij geldt als randvoorwaarde dat deze afweging nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld in het gebieds- en besluitvormingsproces.
Ruimtelijke inrichting
Ruimtelijke inrichting
We zetten onder andere de instrumenten ‘watertoets’ en ‘retentiecompensatie’ in om de beschikbare ruimte voor water ook in bestemmingsplannen van gemeenten te garanderen. De inzet van deze instrumenten is uitgewerkt bij het thema “Waterveiligheid”.
Informeren en communiceren
Informeren en communiceren
We stellen pro-actief informatie beschikbaar over de risico’s op wateroverlast, zodat het bewustzijn bij inwoners en bij partners in de ruimtelijke ordening toeneemt. We geven helder aan waarvoor wij verantwoordelijk zijn, en wijzen ook op de eigen verantwoordelijkheid van inwoners.
Maatregelen
Maatregelen in de planperiode
- De waterschappen binnen Rijn-Oost gaan effectiever samenwerken om wateroverlast te voorkomen. De waterschappen harmoniseren de manier van toetsen van wateroverlast, waaronder het moment van toetsing, de weergave van de resultaten en het begrippenkader.
- Voor situaties van wateroverlast een afhandelingsprocedure opstellen om interne en externe vragen/problemen effectief te kunnen behandelen.
- Concreet: opnemen resultaten 2e toetsingsonderzoek in het definitieve waterbeheerplan.
- Van Lichtenvoorde weten we dat hier locaties niet voldoen aan de norm. Het waterschap neemt, samen met de betrokken partners, maatregelen om het risico op wateroverlast hier te verkleinen.
- Met de naburige Duitse waterbeheerders bespreken we hoe in de Duitse bovenlopen van de grote beken (toekomstige) afwenteling (problemen niet zelf oplossen maar met het af te voeren water meegeven) van piekafvoeren naar onze regio is te voorkomen.
- Regulier toetsen of het watersysteem nog aan de normen voldoet, in aansluiting op landelijke afspraken hierover.
- Gebieden vaststellen die niet voldoen aan de normen voor wateroverlast en vervolgens maatregelen formuleren met de bijbehorende maatschappelijke kosten-baten analyse, om de knelpunten voor wateroverlast op te lossen. Daarna de maatregelen uitvoeren.
De waterschappen ontwikkelen een strategie voor klimaatadaptatie, waarin is uitgewerkt hoe we omgaan met wateroverlast. Deze strategie wordt uiterlijk in 2017 vastgesteld. Bij de watersysteemtoetsing kijken we niet alleen naar het huidige klimaat, maar we voeren ook een klimaattoets uit waarmee we in beeld brengen welke ontwikkelingen tot 2050 op ons af komen.
Casus: Gebieds- en besluitvormingsproces
Een beekdal heeft een actueel beschermingsniveau van eens in de 70 jaar. Volgens de normenkaart geldt voor dit beekdal de ‘graslandnorm’ van eens in de 10 jaar als minimum norm. Als gevolg van klimaatverandering zullen de piekafvoeren vanuit dit hellende beekdal naar de benedenstrooms gelegen woonplaats Y van nature gaan toenemen. Hierdoor ontstaat op termijn een groot knelpunt in woonplaats Y. Uit onderzoek blijkt dat het verhogen van kades en keringen in woonplaats Y een bijzonder complexe en kostbare aangelegenheid is. In overleg met de grondeigenaren in beekdal X wordt daarom besloten de maximale afvoer richting woonplaats Y te begrenzen. Gevolg hiervan is dat het actueel beschermingsniveau in beekdal X verandert van eens in de 70 naar eens in de 20 jaar. Hiermee wordt nog steeds ruimschoots voldaan aan de vastgelegde minimumnorm van eens in de 10 jaar, maar zal statistisch gezien vaker water op maaiveld staan in beekdal X dan tot nu toe het geval was. Het knelpunt in woonplaats Y wordt hiermee verholpen, zodat maatregelen hier niet langer noodzakelijk zijn.